Er zijn in grote lijnen drie soorten onkruid:

  • Eén- of tweejarig onkruid. Dit komt ieder jaar op uit zaad, en vormt binnen een of twee jaar (soms binnen enkele weken) zelf zaad, en sterft dan af of sterft af bij de eerste vorst. Voorbeelden: Vogelmuur, Knopkruid, Handjesgras.
  • Overblijvend rozet-onkruid. Dit vormt een bladrozet dat overwintert met een diepe verticale wortel, en vormt daaruit ieder jaar opnieuw bloemen en zaden. Voorbeelden: Grote weegbree, Paardenbloem.
  • Wortelonkruid, dat overwintert met diepe wortelstokken, die ieder jaar verder groeien. Voorbeelden: Zevenblad, Kweek, Haagwinde, Heermoes (paardenstaart).

Om ieder soort onkruid een beetje onder de duim te houden zijn verschillende methodes van aanpak nodig.

Eén of tweejarig onkruid kan goed worden bestreden met schoffelen.

Overblijvend rozetonkruid moet met rozet en wortel worden uitgestoken of -getrokken.

Wortelonkruid is moeilijker te bestrijden. De wortelstokken zitten vaak diep, en groeien snel weer bij. Uitgraven en uitputting door de bovengrondse delen regelmatig te verwijderen is de enige methode,
maar wel vaak een kwestie van lange adem.